Marc ontmoet: Henk Koster

Marc ontmoet: Henk Koster

marc ontmoet

“Op zaterdagmiddag kon je warm douchen in het buurthuis.”

De Wijk De Wereld trekt dit jaar de Oosterparkwijk in, van alle Groninger wijken toch wel de meest Groningse. Van oorsprong een tuindorp, een stadswijk met een dorps karakter, en bedoeld als antwoord op de toen nog talrijke verpauperde arbeidshuisjes in het centrum van de stad. De armen moesten uit het stadsbeeld, om kort te gaan. Maar ze kregen er ook iets voor terug, echte huisjes met alle voorzieningen. Marc Knip gaat op bezoek bij mensen die hier al hun hele leven wonen en probeert zo achter het DNA van de wijk te komen.

Henk Koster (1950) kan vanuit het raam van zijn woning zijn geboortehuis zien staan. Hij is honkvast, zoveel kun je wel van hem zeggen. Maar dat hij nog steeds in zijn monumentale boerderijtje woont, is deels zijn eigen verdienste. Eind jaren tachtig, toen de Groningse gemeentepolitiek zo’n beetje alles wat historie ademde tegen de vlakte wilde gooien, was Henk voorzitter van de Bewonerscommissie het Blauwe Dorp, die de karakteristieke huisjes van de sloop wist te redden. Samen met zijn vrouw Alida heet hij mij welkom aan het Meidoornpad.

“Ik heb mijn hele leven in de Oosterparkwijk gewoond. Mijn ouders hoorden tot de eerste bewoners van het Blauwe Dorp. Mijn moeder was huisvrouw en mijn vader werkte bij de Groninger Beurtvaart, goederentransport over water, met verbindingen naar Amsterdam, Rotterdam, Antwerpen, Brussel en Hamburg. De Lemmerboot legde aan bij de Oosterhamrikkade en daar werden alle spullen in een loods gelegd. Mijn vader moest ervoor zorgen dat alles op vrachtwagens werd geladen en op de goede plek terechtkwam. ’s Avonds moest de loods weer leeg zijn. Ik kan me mijn vader eigenlijk alleen maar werkend herinneren, vakanties had hij niet, we zijn geloof ik één keer een paar dagen met het gezin naar Overijssel geweest. Als ik schoolvakantie had, hielp ik mijn vader bij de Beurtvaart.”

Tiepelen
“Ik ging naar de Dr. D. Bosschool. Als ik niet op school was, was ik buiten aan het spelen, binnen zitten was niets voor mij. We voetbalden, of speelden puttikkertje, stoepranden of tiepelen. Als er winterweer werd voorspeld, stopten we stiekem de putten in de wijk dicht, zodat het water niet weg kon lopen. Na een paar nachtjes vriezen konden we thuis de doorlopers onderbinden en zo over straat naar de vijver schaatsen. Mooie herinneringen. Wat is dat allemaal veranderd. Kijk eens naar buiten. Zie jij kinderen?”

“Na de lagere school ging ik naar de J. van der Laan School, de ambachtsschool aan de Antillenstraat. Op zaterdag en zondag reed ik mee als hulpje van Bé Post op de wagen van Veronica aan de Ulgersmaweg, wat nu café-bar Veronica is. Toen kon je daar patat en ijs krijgen. Dan maakten we onze route door het Oosterpark: we begonnen bij het oude politiebureau aan de Hortensialaan. Op zondag stonden we bij het stadion. In de rust kwam iedereen dan patat en ijs bij ons halen. Superleuk baantje. 25 cent voor een patatje en een dubbeltje voor mayo. Daar verdiende ik 5 gulden per dag mee en zo spaarde ik voor mijn eerste brommer, een Kreidler Florett.”

Riggelpalen
“Op mijn zestiende vond ik het welletjes met school en ben ik aan het werk gegaan. Ik heb een paar jaar bij een tegelzetbedrijf gewerkt voor 45 gulden per week en vervolgens ben ik bij het spoorbouwbedrijf terechtgekomen. Mooi werk, vooral in de zomer. In de winter moesten we met branders de wissels ontdooien om het treinverkeer gaande te houden. Ik heb nog een poosje in een garage gewerkt, maar ik bleek te gevoelige longen te hebben voor dat werk. Dus toen heb ik mijn groot rijbewijs gehaald en ben ik op de vrachtwagen gekomen. Dat betekende onder meer veevoer, koelkasten en wasmachines in -en uitladen, en je had niet altijd een bijrijder. Soms kwam ik na 14 uur werken thuis en dan zaten hier vrienden die nog een klus hadden, dan moest er bijvoorbeeld een lading riggelpalen naar Niezijl. En daar ging je weer, terwijl je al kapot was. Later ben ik goederenvervoer in binnen- en buitenland gaan doen. Dat was prachtig werk met veel vrijheid: ze wisten toen nog niet elke seconde waar je uithing, zoals tegenwoordig, dus je kon lekker je gang gaan. Maar het was ontzettend hard werken, tachtig uur in de week was niets. En je bent jong en sterk als een beer, dus je gaat maar door.”

“Het leven was alleen maar werken, er moest brood op de plank komen. Ik was alleen thuis op zondag en op zaterdagmiddag, dan ging ik naar het buurthuis om warm te douchen. Naar de bioscoop of de kroeg, dat deden we helemaal niet. Ik kan me zelfs niet herinneren dat er hier een café was. Maar dat weerhield de Oosterparkers er trouwens niet van om te zuipen hoor haha, met name de mannen die de schepen losten bij het Houtstek. Achteraf kijk ik er wel met verbazing op terug dat ik niet beter heb opgelet, want het heeft me mijn rug gekost. Ik ben al voor mijn vijftigste arbeidsongeschikt verklaard en in de WAO gekomen. Sindsdien loop ik met een korset. Vanaf dat moment ben ik actief geworden voor de vakbond FNV Transport en de bewonerscommissie. Dus ik ben niet stil gaan zitten.”

Pannetje soep
“Alida en ik zijn in 1971 getrouwd en kregen een huis aan de Irislaan, dat was het afvoerputje van de wijk, iedereen kon daar terecht. Vier jaar later zijn we in deze woning aan het Meidoornpad gekomen. In 1989 wilde de woningstichting er met de shovel doorheen om nieuwe huizen neer te zetten. Ze hadden berekend dat het veel meer op zou leveren als ze hier gebouwen van twee woonlagen neer zou zetten. Ik was toentertijd voorzitter van de bewonerscommissie van het Blauwe Dorp en we zijn er stevig tegenin gegaan. We hadden steun van een opbouwwerker, Jouke de Jong, dat was een hele goeie, en die heeft ons enorm geholpen. Ons argument: als je dit platgooit, haal je het hart en de ziel uit de wijk. Uiteindelijk hebben we het voor elkaar gekregen dat de boerderijtjes eerst tot Gemeentelijk Monument en later zelfs tot rijksmonument werden verklaard. Zo hebben we samen het Blauwe Dorp gered, inclusief de randwoningen.

Maar omdat de nieuwbouwplannen daardoor niet doorgingen, besloot Nijestee om deze randwoningen in de verkoop te gooien. Zo was er steeds minder plek voor de oorspronkelijke Oosterparkers in de straat, want zijn konden zich geen koopwoning permitteren. Erg jammer, dat heeft de sfeer behoorlijk veranderd. Het touwtje uit de brievenbus is hier wel verdwenen. Maar hoe dan ook, het Oosterpark is mijn wijk. Saamhorigheid, dat is geen sprookje, zo was het hier echt. Buurvrouwen met pannetjes soep, elkaars dak repareren. Als het weekgeld op was zag je geen kip op straat, iedereen was blut, maar we hielpen elkaar er doorheen. Toen wij hier net kwamen wonen liep hierachter nog een straatje, toen had je veel meer contact met iedereen. Ook waren er toen vaak grote straatfeesten, helaas is ook dat is verleden tijd. Maar hoeveel er ook veranderd is, ik ga hier enkel en alleen tussen zes plankjes weg. We hebben nooit een seconde overwogen om ergens anders te gaan wonen.”

Marc Knip (Weesp, 1963) is tekstschrijver, fotograaf en stemacteur. Hij is sinds de jaren negentig mede-eigenaar van een redactiebureau in de theater- en muziekwereld. Als fotograaf houdt hij zich het liefst bezig met documentaire projecten. Momenteel werkt hij aan een boek over Groningse ouderen die hun hele leven in hetzelfde dorp zijn blijven wonen. Marc is al vier jaar aan De Wijk De Wereld verbonden.

Dit artikel hoort bij het project:

DWDW Oosterparkwijk

De Wijk De Wereld is terug! Voor de vijfde keer neemt een wijk uit Groningen de schouwburg over. Dat kan na twee corona-jaren eindelijk weer volle bak en dat is maar goed ook. De achterburen van de schouwburg staan namelijk te popelen om van zich te laten horen in het mooiste theater van de stad. Welke achterburen? De enige echte Oosterparkers natuurlijk!

Verder lezen
DWDW Oosterparkwijk
Oosterpark

Meer in deze categorie marc ontmoet

Nieuwsoverzicht