Marc ontmoet: Annie Tak

Marc ontmoet: Annie Tak

marc ontmoet

“Al mijn herinneringen liggen in de Oosterparkwijk.”

De Wijk De Wereld trekt dit jaar de Oosterparkwijk in, van alle Groninger wijken toch wel de meest Groningse. Het was een tuindorp, een stadswijk met een dorps karakter, en bedoeld als antwoord op de toen nog talrijke verpauperde arbeidshuisjes in het centrum van de stad. De armen moesten uit het stadsbeeld, om kort te gaan. Maar ze kregen er ook iets voor terug, echte huisjes met alle voorzieningen. Marc Knip gaat op bezoek bij mensen die hier al hun hele leven wonen en probeert zo achter het DNA van de wijk te komen. In deze eerste aflevering: Annie Tak.

Annie Tak (1935) is ereburger van de stad en ‘moeder van de wijk’, hoewel ze zelf niet op dit soort benamingen zit te wachten. Ze werkte als naaister voor een modezaak, maar toen ze trouwde moest ze daar mee ophouden, zoals toen nog van een vrouw verwacht werd. Ze werd vrijwilliger op een lagere school en ging steeds meer voor de wijk doen. Vanaf medio jaren zeventig zette ze zich actief in tijdens de grote renovatie van de Oosterparkwijk). Burgemeesters en wethouders waren kind aan huis bij Annie. Eind 2004 stopte ze noodgedwongen met haar werk. Als dank voor bewezen diensten werd Annie ereburger van de stad, de eerste vrijwilliger in Nederland die een lintje kreeg. Ook werd er een leefbaarheidsfonds met haar naam in het leven geroepen. 

“Ik kwam op mijn derde op Plan Oost wonen. Ik was enig kind, mijn moeder was in een gigantisch gezin in bittere armoede opgegroeid en wilde daarom een klein gezin. Geen broertjes of zusjes, dat was in die tijd heel bijzonder. Mijn ouders waren verstokte Oosterparkers – mijn vader van het Graspad, mijn moeder van het Stokroosplein – en toen ze vanuit de Cortinghlaan weer in de wijk terugkeerden zijn we in de Irislaan gaan wonen. Het was een heerlijke plek om op te groeien. Niemand had het breed en als je problemen had, stond je er nooit alleen voor. De saamhorigheid was enorm. We knikkerden veel, we kaatsten, of deden kaartspelletjes met kapot geknipte sigarettenpakjes. Op verjaardagen gingen we allemaal naar opoe aan de Laurierstraat, die had een grote tas met mondorgels. We hadden planken op de stoelen liggen zodat iedereen kon zitten en dan speelden en zongen we de hele avond, allebei mijn ouders waren geweldige zangers. Dat waren heerlijke avonden en ik zing eigenlijk nog steeds altijd liedjes in mijn hoofd.”

De oorlog
“Ik ging naar de Gele School, maar in de oorlog werden bijna alle scholen gevorderd. Ik ben de laatste oorlogsjaren eigenlijk niet naar school geweest. Alleen de school aan de Oliemuldersweg werd nog gebruikt, behalve in de winter, want er waren geen kolen om het gebouw te verwarmen. Aan het eind van de oorlog zat ik met mijn moeder in Delfzijl, mijn vader was ondergedoken. Het was de tijd van de bombardementen op Emden, ik kan me herinneren dat ik dat vanuit het raam in Delfzijl kon zien. Toen besloten we terug naar huis te gaan, met de Bruintje Beer; de boot van Delfzijl naar Groningen. Ik weet nog heel goed dat er een man op de boot zat met een zwart-wit gestreept pak met een nummer erop, later besefte ik dat hij uit het concentratiekamp moet zijn gekomen.”

Opgroeien
“En zo keerden we weer terug op Plan Oost, waar grote armoede heerste, een wijk met alleen maar huurwoningen. Gezinnen met vijf, zes kinderen, of nog meer, woonden in een driekamerhuisje, soms ook met opa en oma erbij. Ik kan me nu amper nog voorstellen hoe ze dat klaarspeelden. Nul privacy. En als je een klein gezin had en dus wat ruimte over, kon Centraal Woningbeheer zomaar vreemde mensen bij je in laten trekken, je had er niets over te zeggen. Ongelooflijk toch? In sommige huizen lagen gewoon stoeptegels op de vloer, vaak met de schimmels erop. We stookten kolen, met een kolenhok op het balkon, elke ochtend moesten we de kachel aanmaken. Je spaarde het hele jaar zegeltjes, zodat je ook brandstof in de winter had. Later, toen ik getrouwd was, kregen we van een tante een heteluchtkachel, een doorbrander, die ook ’s nachts het huis warm hield. Wat een luxe. Maar in mijn jeugd was daar geen sprake van. Alleen in de Gerbrand Bakkerstraat woonden mensen die het beter hadden, voor het grootste deel ambtenaren van de spoorwegen en de PTT. En natuurlijk op de Petrus Campersingel, maar die was bedoeld als decorbouw, zodat je vanuit de stad de armoede niet kon zien. Daar woonden advocaten, artsen: de gegoede stand. Ik weet nog dat we daar met onze lampionnetjes tijdens Sint-Martinus langsgingen, in de hoop op lekkers, maar we kregen alleen mollenbonen. Hier in de wijk kreeg je nog meer dan aan de Petrus Campersingel.”

Annie trouwde in 1956 met Joop en ze verhuisden in de jaren zestig naar de Zaagmuldersweg, toen de Boulevard genoemd, wat in die tijd beschouwd werd als ‘wonen op stand’.

“De eerste zes jaar van ons huwelijk woonde we bij mijn ouders in, maar toen kregen we onze eerste gezamenlijke woning, terug op de Irislaan. We betaalden zeven gulden tachtig huur per week. Mijn moeder kon er niet over uit, zo duur als ze het vond. Ach kind, solst dat nou wel doun? Maar ja, we wisten het te redden en hebben er met heel veel plezier gewoond. We verhuisden naar de Zaagmuldersweg, maar in de jaren zeventig bleek dat deze woningen allemaal aan het verzakken waren. Ze waren voor de oorlog op slechte fundamenten gebouwd op de loop van een oude sloot. Toen kregen we onderdak in een wisselwoning aan het Seringehof. Omdat we krotopruiming hadden, ons huis aan de Zaagmuldersweg moest immers worden afgebroken, kregen we vijf jaar huurgewenning. Je betaalde dan dezelfde huur als voor je oude woning en dat werd langzaam opgetrokken. Het was het begin van de grote renovatie van Plan Oost. Het leek toen wel een wijk in oorlogstijd, alles ging plat, alleen de buitenmuren bleven staan. Langzaam verdwenen ook de kleine winkelpandjes uit het straatbeeld, net als de rijdende melk- en groenteboeren.”

Vrijwilligerswerk
“In die tijd werd je als vrouw niet geacht te werken na je huwelijk. Je hoorde thuis te zitten. Om toch wat te doen te hebben, ben ik begin jaren zestig met vrijwilligerswerk begonnen bij de school waar mijn zoon op zat. Eerst repareerden we het speelgoed en de kleding van de kinderen, later trad ik toe tot de oudercommissie. De renovatie van de wijk begon in die tijd veel weerstand begon op te roepen. We kenden het woord ‘renovatie’ niet eens, er werd niets uitgelegd, mensen werden van hort naar her gesleept en zaten maandenlang tussen de verhuisdozen. In die jaren begon de toenmalige burgemeester Harm Buiter met wethouders Roel Vos en Max van den Berg de zogenoemde ‘rondjes door de wijk’. We kwamen bij elkaar in de speeltuin Ons Belang en daar vertelden ze ons over de renovaties. Aan mij werd gevraagd om een wijkkrant op te richten, zodat de Werkgroep Stadsvernieuwing de bewoners kon informeren. En daar zaten we dan bij mij thuis, op de trap, in de keuken, met negen man die krant in elkaar te zetten. En daarna naar de Boteringestraat, om 5300 kranten te stencilen voor huis-aan-huisbezorging. Een ongelooflijke klus, elke maand maakten we een krant, ik heb er heel veel van geleerd. En langzaam werd de renovatie in het Oosterpark geaccepteerd. Ook Max van den Berg speelde daar en belangrijke rol in, hij fietste vaak door de werk, je kon hem alles vragen en je kreeg altijd eerlijk antwoord.”

De afgelopen jaren is er steeds meer ruimte gekomen voor woningen in het hogere segment en is de bevolkingssamenstelling van de Oosterparkwijk langzaam maar zeker aan het veranderen.

“Ach ja, het verandert allemaal, stadsvilla’s en zulk soort zaken. Je houdt het niet tegen. De Zonnebloemstraat en de Goudbloemstraat, die huizen zijn nog net zo groot als vroeger, maar toen woonden er gezinnen met tien of twaalf kinderen. Dat kun je je nu toch niet meer voorstellen. Nu worden ze als te klein gezien voor een gezin met twee kinderen. En de huurhuisjes in de Begoniastraat, die waren eigenlijk perfect geschikt voor starters, maar die zijn gerenoveerd en tot koopwoningen gebombardeerd. Dus dat verandert de sfeer in de wijk wel. Wat me vooral opvalt, is dat veel mensen tegenwoordig zo ontevreden zijn. Ons leven speelde zich thuis af, nu is iedereen boos dat ze het huis niet uit mogen.”

In 2005 werd door Woningcorporatie Nijestee en de Gemeente Groningen het Annie Tak Leefbaarheidsfonds opgericht.

“Het mooiste cadeau dat ik ooit gekregen heb. Voorheen duurde het soms jaren voor je door de ambtelijke molen was om een initiatief in de wijk te ontplooien, via het Annie Tak Fonds duurde het hooguit drie maanden. Prachtig. Ik ben nog steeds boos op minister Blok dat hij het afgekapt heeft, omdat hij vond dat het niet bij de taken van een woningcorporatie hoorde. Het opdoeken van het fonds heeft uiteindelijk nog wel het Annie Tak Belevingsveld aan de Oliemuldersweg opgeleverd, niet alleen een speeltuin, maar vooral een plek waar kinderen van alle leeftijden naar hartenlust kunnen sporten, ravotten en vies mogen worden. Daar ben ik heel trots op. Op het veld staat een picknicktafel met mijn foto erop, gemaakt in mei 1940.”

Thuis

“Ik weet nog dat we met vakantie geweest waren en toen reden we hier vanaf de Petrus Campersingel de Dirk Huizingastraat in en dan had ik dat heerlijke gevoel: we zijn weer thuis! Ik vind het moeilijk te omschrijven, het Oosterpark is mijn huis, ik ken het hier, hier liggen al mijn herinneringen. Ik heb al een man en een zoon verloren, ik heb geen broers of zussen, ik woon hier alleen, en toch ben ik nooit eenzaam. Ik ken hier zoveel mensen. En het is ook nog eens een prachtige buurt, met mensen die recht voor zijn raap zijn. Het voelt als een grote familie. We noemen het nog steeds bij ons op ‘t dörp. Heel veel mensen die ik ken, zijn hier ook hun hele leven gebleven, ik kom nog steeds oude klasgenoten tegen. En als ik ’s morgens de gordijnen wat langer dicht heb, krijg ik gelijk telefoon van Carla aan de overkant. Annie, alles goed? Nee, de enige manier waarop ik het Oosterpark verlaat, is tussen zes planken. Maar daar wacht ik graag nog even mee.”

Marc Knip (Weesp, 1963) is tekstschrijver, fotograaf en stemacteur. Hij is sinds de jaren negentig mede-eigenaar van een redactiebureau in de theater- en muziekwereld. Als fotograaf houdt hij zich het liefst bezig met documentaire projecten. Momenteel werkt hij aan een boek over Groningse ouderen die hun hele leven in hetzelfde dorp zijn blijven wonen. Marc is al vier jaar aan De Wijk De Wereld verbonden.

 

Dit artikel hoort bij het project:

DWDW Oosterparkwijk

De Wijk De Wereld is terug! Voor de vijfde keer neemt een wijk uit Groningen de schouwburg over. Dat kan na twee corona-jaren eindelijk weer volle bak en dat is maar goed ook. De achterburen van de schouwburg staan namelijk te popelen om van zich te laten horen in het mooiste theater van de stad. Welke achterburen? De enige echte Oosterparkers natuurlijk!

Verder lezen
DWDW Oosterparkwijk
Oosterpark

Meer in deze categorie marc ontmoet

Nieuwsoverzicht