Marc ontmoet: Lena van Sluis

Marc ontmoet: Lena van Sluis

marc ontmoet

“Ik hoor in deze wijk thuis en voel me er veilig.” 

De Wijk De Wereld trekt dit jaar de Oosterparkwijk in, van alle Groninger wijken toch wel de meest Groningse. Van oorsprong een tuindorp, een stadswijk met een dorps karakter, en bedoeld als antwoord op de toen nog talrijke verpauperde arbeidershuisjes in het centrum van de stad. Marc Knip gaat op bezoek bij mensen die hier al hun hele leven wonen en probeert zo achter het DNA van de wijk te komen. 


Lena van Sluis (1959) is een geboren en getogen Oosterparker, OPW’er, zoals ze zelf zegt. Ze was jarenlang beheerder van het JOP (Jeugdcentrum Oosterparkwijk) aan de Klaprooslaan, dat in 1976 werd opgericht om jongeren uit de wijk samen te brengen en ze de kans te geven hun talenten te ontplooien. En met een oom als Piet Fransen, Mister FC Groningen, heb je alle recht van spreken over het Oosterpark. En dat doen we dan ook, Lena en ik, in de knusse Begoniastraat.

“Ik ben geboren in de Gerbrand Bakkerstraat, toen ik een jaar of vier was verhuisden we naar de Vinkestraat. Daar beginnen mijn herinneringen. Mijn vader was postbezorger bij de PTT, mijn moeder huisvrouw. Ik had een heerlijke en onbezorgde jeugd. Ik zat op de Prinses Marijkeschool, school op zaterdag was toen gelukkig net was afgeschaft. En als ik niet op school was, speelde ik eindeloos buiten: tikkertje, slagbal, knikkeren, stoepranden, elastieken, verstoppertje, blikspuit, hinkelen, touwtjespringen, schaatsen op de vijver, noem maar op. Mijn oom was proefvoetballer Piet Fransen, dus voetbal speelde altijd een grote rol in onze familie. We waren dan ook veel in het park, waar toen nog het GVAV-stadion stond, daar kon als er niet gevoetbald werd toen nog gewoon spelen. Ik was lid van gymnastiekvereniging Vlugheid & Kracht en speelde trompet in drumband Martini. In de weekends traden we dan soms op, bijvoorbeeld in Duitsland en dan sliep je bij pleegouders, leuk en spannend.”

Boerenjongens
“Toen ik een jaar of elf was ging ik naar de huishoudschool Sam Boëlens aan het Damsterdiep en daarna ben ik in de HEMA in de Herestraat gaan werken. Mijn oma werkte in de huishouding bij de familie De Jong en die had een boerderijtje in Krewerd. Daar mocht mijn oma elk jaar twee weken heen en dan ging de hele familie mee. Dat waren onze vakanties, super. Zwemmen tot je een ons woog. En een boerderij bezoeken, dat was helemaal nieuw voor mij. Ik was gek op dieren en kon daar koeien aanraken en geiten voeren, fantastisch. En de boerenjongens keken heel erg tegen ons op, als stadsmensen haha.”

“Veel mensen uit mijn jeugd zijn in de wijk gebleven en kom ik nog steeds tegen. Alleen degenen die een huis wilden kopen zijn vertrokken, want toen waren er nog amper koopwoningen in het Oosterpark. En toen ze er uiteindelijk wel kwamen, hebben ze de wijk enorm veranderd en voor een tweedeling gezorgd. De oorspronkelijke Oosterparkers en de nieuwe bewoners zijn nooit een eenheid geworden, dat is van bovenaf niet goed ingezet. We verhuisden later met het gezin van de Vinkestraat naar de Florakade. Ik herinner me dat ik een keer langs een brandgang met een hek aan de Pioenstraat liep, waarachter een feestje aan de gang was. Ik hoorde ze tegen kinderen uit de Hyacinthstraat zeggen: jullie mogen hier niet binnenkomen. Dat kende ik helemaal niet en heeft me heel erg geraakt.”

FEBO
“Toen ik wat ouder werd begon het stappen. Met het halve Oosterpark de GADO-bus bij Café Westerhof pakken naar discotheek Skopje in Harkstede. Of naar clubhuis d’Oliemolen voor een concert. In die periode leerde ik op Camping Schelfhorst in Paterswolde Auke kennen, hij was een jaar of acht ouder dan ik. We gingen gelijk samenwonen in de Timorstraat, dus ik was al op mijn zeventiende het huis uit. Het was een goede man, dus mijn ouders stonden erachter. Maar Auke of geen Auke, ik wist al snel dat ik terug naar het Oosterpark wilde. Hij is gelukkig met mij meegegaan, we zijn getrouwd en hebben twee dochters gekregen. Hij werd al op redelijke jonge leeftijd afgekeurd op zijn rug, dus ik heb eigenlijk mijn hele leven gewerkt, vooral veel in cafetaria’s. Zoals de beroemde snackbar van mijn oom André ‘Eppie’ Dokter aan de Ripperdalaan, volgens velen de beste van de stad toen. Later werkte ik nog in de Paardenschuur en in Rijet aan de Kerklaan. Begin jaren negentig ging ik nachtdiensten draaien bij de FEBO. Man man, ik heb daar zoveel beleefd. Maar na een overval was voor mij de lol wel een beetje af. Toen ik vervolgens in cafetaria de Viersprong ging werken en weer werd overvallen, was ik er helemaal klaar mee.”

JOP
“Mijn kinderen kwamen regelmatig in het JOP en ik hielp daar regelmatig mee. Voor veel van die kinderen was ik een soort moeder, ze kwamen vaak uit echt arme gezinnen en hadden soms traumatische dingen meegemaakt. Sommigen kregen ook echt niet genoeg te eten en ik besloot met de jongeren te gaan koken. Er waren er bij die nog nooit echte groente hadden gezien, ze aten alleen uit blik. Maar het ging er daar soms stevig aan toe, veel politie over de vloer en sommige werkers waren bang om naar het JOP te gaan. Maar ik kende veel van de voetbalsupporters en was eigenlijk nooit echt bang, dus op een gegeven moment werd me door Hoeke Jan Nicolai, Thea van der Veen en Wim Koks van het bestuur gevraagd of ik beheerder van het JOP wilde worden. Ik heb gezegd dat ik dat dan wel op mijn manier wilde doen en heb vervolgens mijn ziel en zaligheid erin gestopt. Het was mijn lust en mijn leven. Ik had geweldige jongerenwerkers in de groep, we hadden alles onder controle, er was wederzijds respect en we hebben veel goede dingen bereikt. We waren echt het A-team.”

“Helaas moest ik na zestien jaar stoppen, ik heb chronische leukemie en zware artrose. De medicijnen maken me ontzettend moe, dus ik ben wel veel van mijn energie kwijt, heb veel pijn en worstel soms echt met het leven. Zelfs de hond uitlaten lukt me niet meer elke dag. Maar goed, ik moet hier een weg in zien te vinden, ik ben niet zielig hoor! En gelukkig woon ik in het Oosterpark. Ik hoor hier thuis en ik voel me er veilig. Mijn kinderen, mijn kleinkinderen, mijn moeder, mijn zusje, haar kinderen, ze wonen allemaal in de wijk. We lopen de deur echt niet bij elkaar plat, maar het is heerlijk om ze allemaal in de buurt te weten.”

Marc Knip (Weesp, 1963) is tekstschrijver, fotograaf en stemacteur. Hij is sinds de jaren negentig mede-eigenaar van een redactiebureau in de theater- en muziekwereld. Als fotograaf houdt hij zich het liefst bezig met documentaire projecten. Momenteel werkt hij aan een boek over Groningse ouderen die hun hele leven in hetzelfde dorp zijn blijven wonen. Marc is al vier jaar aan De Wijk De Wereld verbonden.

Dit artikel hoort bij het project:

DWDW Oosterparkwijk

De Wijk De Wereld is terug! Voor de vijfde keer neemt een wijk uit Groningen de schouwburg over. Dat kan na twee corona-jaren eindelijk weer volle bak en dat is maar goed ook. De achterburen van de schouwburg staan namelijk te popelen om van zich te laten horen in het mooiste theater van de stad. Welke achterburen? De enige echte Oosterparkers natuurlijk!

Verder lezen
DWDW Oosterparkwijk
Oosterpark

Meer in deze categorie marc ontmoet

Nieuwsoverzicht